
Tussen 1905 en 1935 trokken jonge mannen op eigen houtje de wereld in. Jaco Berveling (1957) schreef een boek over dit fenomeen: Wereldwandelen! ‘Ze bleven maanden, soms jaren weg.’
19de eeuwse ‘globetrottermanie’
In 1924 koprolde Charles ‘De Duikelaar’ Takkenberg van Amsterdam naar Marseille. Toen wetenschapsjournalist Jaco Berveling dat las, was het zaadje geplant voor zijn nieuwste boek Wereldwandelen!, een enigszins misleidende titel, want er staan ook fietsers in. Berveling: ‘In die tijd bleken veel meer Nederlanders op opvallende manieren door Europa, Afrika en Azië te trekken. Meestal te voet, in klederdracht, maar ook vaak op de fiets. Ze bleven maanden, soms jaren weg. Vrijwel allemaal waren het jonge mannen uit de arbeidersklasse.’
Deze ‘globetrottermanie’ begon rond 1890 in de Verenigde Staten en Europa en waaide in 1905 over naar Nederland. De Eerste Wereldoorlog vormde een onderbreking, maar vanaf 1923 laaide de reislust weer op. Rond 1935 was hij definitief voorbij, vanwege de oplopende spanningen in Europa.
Kaart met portret in kledingdracht
Berveling had een paar belangrijke informatiebronnen. ‘Onmisbaar waren de gedigitaliseerde archieven. In het begin besteedden kranten veel aandacht aan de ‘rage’. Hun welwillendheid nam na het zoveelste bijzondere verhaal wel af, maar ik heb veel interviews teruggevonden.’

Ook interessant materiaal: de portretkaarten die de globetrotters onderweg verkochten om hun reis te betalen: een foto van zichzelf – vaak in Hollandse klederdracht – met hun naam en het jaartal erop. Soms een tekstje, zoals: Ik fiets de wereld rond in twee jaar. Thuis lieten ze stapels drukken. ‘Een kaart kostte tien cent, óf wat iemand ervoor over had. Dat kon aardig wat opleveren, de jongens trokken veel bekijks in hun exotische kleding. De kaart was een soort souvenir.’ In het boek staan talloze afbeeldingen van portretkaarten. ‘Er zijn nog vele in omloop,’ vertelt Berveling. ‘Op rommelmarkten zou ik opletten.’

Verder mocht hij een controleboek doorbladeren in een historisch archief, voorzichtig en onder toezicht. De globetrotters hadden er allemaal eentje bij zich om stempels te verzamelen. Daarmee konden ze bewijzen écht op bepaalde plekken te zijn geweest. Het controleboek in het archief was van wereldfietser Dirk van Dam. Er stonden ook gelukswensen in en hij had er krantenknipsels in geplakt, waaronder een interview in een Hongaarse krant. ‘Ongelofelijk hoe ver sommige jongens kwamen. Estland, terwijl je maar dertig kilometer per dag loopt. Keer op keer was ik verrast.’
‘Klap-en kunstlopers’
Berveling zag vijf motieven om op reis te gaan. Meestal hadden de globetrotters er twee of drie tegelijk. Zoals fietser Dirk van Dam. Hij was ‘avonturier’ én ‘idealist’. Hij wilde zo ver mogelijk komen, maar was als socialist ook geïnteresseerd in de positie van arbeiders. Avonturiers en idealisten waren in de meerderheid. Idealisten konden ook vegetariërs of geheelonthouders zijn, of communisten. Ze wilden hun gedachtegoed verspreiden en gelijkgestemden ontmoeten, bij wie ze vaak ook konden eten en slapen.

Daarnaast had je de ‘klap-en kunstlopers’, die niet zo van werken hielden, of aandacht wilden. ‘Zoals de Duikelaar, of alcoholist ‘Roode Karel’ Pieters, die voor een geldbedrag met een blok van twaalf kilo aan zijn been naar Parijs liep. Hij maakte er één lange kroegentocht van,’ vertelt Berveling.
En de ‘amateurantropologen en -publicisten’ wilden intellectuele verhalen schrijven voor bijvoorbeeld kranten. Doorgaans werden ze afgewezen. Een Nederlands-Indische krant schreef: ‘Zij mogen nog zulks ontwikkelde kuitspieren bezitten, aan normale evenwichtige geestesontwikkeling schort het hen meestal.’
Galerij navigatie
-
Wereldfietsers anno nu
De familie Gerken uit Hamburg ging op ‘wereldreis’ naar Munster.
Probleemontlopers
Het vijfde motief ontdekte Berveling pas laat in zijn onderzoek: ‘Enkele ‘probleemontlopers’ vluchtten voor justitie of andere problemen. Onze Dirk van Dam werd vlak voor zijn eerste fietsreis failliet verklaard. Dat kan toeval zijn, maar ik vermoed dat het een laatste zetje was.’
Fietsers
Hoewel het leeuwendeel lopend ging, stapten ook veel Nederlanders op de fiets, gewoon hun herenfiets. ‘Zo kwam je op een dag natuurlijk verder,’ verklaart Berveling. ‘Ook kon je makkelijker een tentje meenemen.’
Bovendien kon je een fiets uitdossen, wat Piet Dekkers en Bertus Jacobi doen in 1924. Zij lassen hun fietsen aan elkaar, zetten er een antenne op en geven jarenlang radiodemonstraties. Hun doel? Zoveel mogelijk mensen laten kennismaken met dit nieuwe medium.
Meer fietsplekken in de trein?
Wij vinden & zoeken ruimte!
‘Klap-en kunstlopers’
De fietsers krijgen onderweg met problemen te maken. Sommigen zijn verbaasd dat België heuvels heeft. Berveling lacht: ‘Dan moesten de bergen nog komen.’ In België gaat het ook mis voor Hagenaars C. Blonk en C. Schutte, als zij in 1909 met hun tandem op een koe botsen. Hun ‘machine [raakt zo] terdege beschadigd’, dat ze huiswaarts moeten.
‘Sommige zijn krankzinnig ver gekomen, zoals Van Dam, maar de meesten wisten van toeten noch blazen. Ze spraken alleen Nederlands, hadden geen rooie cent, of dropen af bij kleine tegenslagen.’
In het boek besteedt Berveling bewust ook aandacht aan alle positieve ervaringen. Opvallend vindt hij de grote hulpvaardigheid van mensen onderweg. ‘Van Dam ontmoette veel aardige locals. En dat is precies waarom we nu nog op reis gaan: voor de natuur en cultuur, maar vooral het contact met onbekenden die het goed met je voor hebben. Voor de warme herinneringen.’
De verdwenen Dirk van Dam (1909 – ?)

Op 3 januari 1925 begint Dirk van Dam vanuit Utrecht zijn eerste van drie fietsreizen. Zijn compagnon haakt af in Rome, waarna hij verder fietst naar Hongarije. Als alles volgens plan verloopt zal hij, na nog minstens veertien landen te hebben doorkruist, in 1929 in Nederland terugkeren.
Natuurlijk loopt een reis nooit volgens plan. Van Dam krijgt met tegenslagen te maken. Zo wordt hij van zijn geld beroofd en onterecht in de gevangenis gegooid. In Syrië slaan twee bedoeïnen hem bewusteloos. Als hij wakker wordt, is zijn fiets weg. Dan maar te voet verder. In India krijgt Van Dam een zware longontsteking. Na zijn herstel vaart hij als bordenwasser op een schip via zevenenveertig havens terug naar Nederland, waar hij in maart 1927 aankomt.
Drie maanden later vertrekt hij alweer. Idealistischer dan ooit, met een rode vlag aan zijn fiets. Anderhalf jaar blijft hij weg. In februari 1929 vertrekt hij opnieuw, maar Van Dam zal nooit terugkeren. Al in Duitsland verdwijnt de wereldfietser van de radar. Niemand heeft ooit nog iets van hem vernomen.
Wereldwandelen!

Het boek koop je in de boekwinkel voor 24,95 euro, uitgeverij De Republiek. Meer Nederlandse wereldfietsers vind je op www.globetrottermanie.nl.